In een eerder dit jaar gewezen arrest heeft het Gerecht van de EU de Europese Commissie in het gelijk gesteld omdat Scania de mededingingsregels van de EU had geschonden. Scania is nu tegen dit arrest in beroep gegaan bij het Europees Hof van Justitie.
Op 27 september 2017 nam de Europese Commissie een besluit aan waarbij Scania een boete van meer dan 880 miljoen euro moest betalen omdat het zou hebben deelgenomen aan ongepaste informatie-uitwisselingen en heimelijke afspraken met andere Europese vrachtwagenfabrikanten met betrekking tot prijsstelling en de invoering van emissietechnologieën in de periode 1997-2011.
Scania ging later datzelfde jaar in beroep bij het Gerecht. Op 2 februari 2022 heeft het Gerecht een arrest gewezen waarin de bevindingen van de EU-Commissie tegen Scania werden bevestigd, het beroep van Scania volledig werd verworpen en het bedrag van de door de EU-Commissie vastgestelde boetes werd bevestigd.

Scania betwist nog steeds alle bevindingen van de EU-Commissie, zoals vervolgens bevestigd door het Gerecht, en houdt vol dat het bedrijf geen pan-Europese overeenkomst met andere fabrikanten heeft gesloten met betrekking tot de prijsstelling, noch heeft samengespannen om de invoering van nieuwe motoren die voldoen aan de EU-wetgeving voor uitlaatemissies te vertragen.
Scania heeft daarom op 8 april jl. tegen het arrest van het Gerecht beroep aangetekend bij het Europees Hof van Justitie, als laatste rechterlijke instantie in de EU.