De vrachtwagencombinatie Super EcoCombi (SEC) komt voorlopig niet voor een ontheffing op de openbare weg in aanmerking. Dat is de conclusie van onderzoek van de RDW en het Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV). Zij onderzochten in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de technische vereisten aan het voertuig en de risico’s in het verkeer. Het rapport betekent een serieuze tegenslag voor het SEC-project. “De last-mile nekt ons nu”, aldus Dirk-Jan de Bruijn, vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat betrokken bij de SEC.
De Super Eco Combi (SEC) bestaat uit een trekker met twee 13,60 meter trailers die via een dolly verbonden zijn. Eén SEC kan daarmee dezelfde hoeveelheid lading vervoeren als twee reguliere 16,5 meter combinaties. De SEC is hiermee een belangrijk middel in het terugdringen van de CO2-reductie voor de transportsector. Ook kan de efficiency van de sector hiermee verbeterd worden. Het concept is niet nieuw. In Zweden en Spanje vinden er testen mee plaats op de openbare weg. In Finland is de SEC zelfs al toegestaan. Vanuit de transportsector is, met steun van de overheid, het initiatief genomen om ook in Nederland een testtraject met de SEC te starten. Met doel om te onderzoeken wat de inzetmogelijkheden van deze combinaties in Nederland zijn.

Voorafgaand aan een mogelijke eerste proef op de weg heeft de combinatie een uitgebreid testonderzoek op de RDW testbaan in Lelystad ondergaan. Ook heeft de SWOV onderzoek gedaan naar de verkeersveiligheid. De resultaten van beide onderzoeken zijn volgens de RDW onvoldoende om voor de geteste SEC-configuratie (met starre assen) een ontheffing voor een proef op de aangevraagde route (Venlo – Maasvlakte) af te geven.
Volgens het rapport zijn er risico’s die zich specifiek voordoen op de voorgenomen route voor de praktijkproef: Rotterdam – Venlo vice versa. Deze route, die aan begin- en eindpunt ook over enkelbaanswegen gaat, is geanalyseerd met beelden van Street Smart (Cyclomedia).
De volgende risico’s voor de medeweggebruikers zijn groter bij de SEC dan bij de LZV:
- het inhalen van de SEC op enkelbaanswegen,
- de afdekking van af- en toeritten op de autosnelweg,
- de extra benodigde ruimte in bochten,
- manoeuvres bij af- en toeritten van pechhavens
- idem bij parkeerplaatsen,
- de extra ruimte die nodig is door de totale beschreven baan van de SEC in diverse situaties,
- de zijdelingse beweging van de SEC bij dwarswind,
- een bocht naar rechts in de nabijheid van fietsers en bromfietsers (dode hoek en te weinig restruimte).
In deze laatstgenoemde situatie moet de chauffeur veel manoeuvres uitvoeren en tegelijkertijd op fietsers en bromfietsers letten: de taakbelasting kan dan te groot zijn. Dit laatste is ook een risico bij het achteruitrijden, mocht de SEC achteruit kunnen rijden (op dit moment is dat nog niet duidelijk). Dit zou het negende risico zijn.
Op de voorgenomen route Rotterdam – Venlo zijn specifieke risico’s te verwachten als medeweggebruikers de SEC gaan inhalen op straten voor alle verkeer (in de bebouwde kom) aan het begin van de route in Venlo, op de enkelbaansweg tussen de rotonde en de oprit naar de A67 en op de Elbeweg in Rotterdam (risico 1). Risico’s voor afdekking van de af- en toeritten door de SEC bestaat bij alle aansluitingen en bij alle parkeerplaatsen en benzinestations (risico 2).
Risico’s voor medeweggebruikers door de extra benodigde ruimte van de SEC in bochten bestaat op vier locaties in Venlo en op drie locaties in Rotterdam (risico 3). Op twee van deze locaties bevinden deze bochten zich op een straat voor alle verkeer.
De beschikbare ruimte wordt door de SEC volledig benut op negen locaties (risico 6). Daarvan overschrijdt op twee locaties het voertuig de rand van de verharding en op twee locaties (rotonde) is er sprake van veel achtereenvolgende manoeuvres. Op vier andere locaties wordt de rijstrook overschreden: het voertuig komt dan gedeeltelijk terecht op de rijstrook voor het tegemoetkomend verkeer (eveneens risico 6).
Richting Venlo zijn er twee bochten naar rechts waar met fietsers en bromfietsers wordt gekruist en richting Rotterdam zijn er drie locaties in Venlo en een locatie in Rotterdam waar dit ook geldt (risico 8).
Samenvattend stellen de onderzoekers dat het gebruik van de bestaande infrastructuur door de SEC problematisch is, en dat daar vooralsnog niet veel aan te doen is. De trajecten buiten de autosnelwegen bevatten de meeste veiligheidsrisico’s. In de eerste plaats gaat het dan om risicovolle interacties met fietsers en bromfietsers. Deze risico’s zijn te verminderen door het voertuig zo min mogelijk op straten en wegen te laten rijden waar ook fietsers en bromfietsers rijden of oversteken. Verder moeten situaties waarin het voertuig intensief moet manoeuvreren (op rotondes, in krappe bochten) zo veel mogelijk vermeden worden. Als dat niet kan, is aanpassing van bochten en rotondes noodzakelijk.
Onderzoek is nodig naar de taakbelasting van de SEC-chauffeur op locaties waar veel manoeuvres nodig zijn: in hoeverre kan de chauffeur de vereiste manoeuvres uitvoeren en tegelijkertijd het overige verkeer waarnemen? Deze kwestie moet duidelijk zijn vóórdat de testritten op het traject Rotterdam – Venlo van start kunnen gaan.
Bij de voorgenomen testritten op het traject Rotterdam – Venlo en terug zouden verkeersregelaars de SEC moeten begeleiden (net als bij exceptioneel vervoer en ongeacht welke chauffeur de SEC bestuurt) om de genoemde risico’s zo veel mogelijk te kunnen opvangen.
In zijn algemeenheid zouden distributiecentra die gebruikmaken van lange voertuigen, zoals de SEC maar ook de LZV, direct verbonden moeten worden met autosnelwegen zonder dat er aanvullend over een weg voor alle verkeer moet worden gereden. Verbindingswegen tussen autosnelweg en distributiecentrum zouden alleen toegankelijk mogen zijn voor motorvoertuigen en niet voor langzaam verkeer.
TLN had niet verwacht dat de SEC niet aan de tweede testfase zou kunnen beginnen. De Super EcoCombi heeft namelijk veel potentie en kan een belangrijke rol spelen in het terugdringen van de CO2-uitstoot. Diverse TLN-leden hebben veel tijd en energie in dit traject gestoken. TLN gaat nu met alle betrokken partijen in gesprek om te bepalen of, en wanneer een nieuw testtraject opgestart kan worden.
Dat moet Dirk-Jan de Bruijn als muziek in de oren klinken. De Bruijn, vanuit het ministerie van I&W en de groep Innovatie in Mobiliteit betrokken bij de SEC, is teleurgesteld dat de SEC de weg niet op mag. “Het hoofdwegennet is geen probleem, daar krijgen we zelfs complimenten voor als het gaat om de veiligheid van de SEC. Het is de last mile die ons nu nekt. Misschien hebben we ook niet de meest gelukkige configuratie gekozen voor deze test. Natuurlijk houdt het hier niet op. Er moet een doorstart gemaakt worden. Er is voldoende draagvlak en potentie. Probleem is wel dat er voor een nieuwe test budget gevonden moet worden. Dan kunnen we in overleg met RDW, met een nieuwe configuratie, wellicht een nieuwe test organiseren.”
Opvallend dat polenuitbuiters nu extra lang willen gaan. 2 voor de prijs van een half.
Hahaha als je het zo bekijkt maakt een platte fietser of een verragte berm meer of minder ook niet uit, geen verschil met nu! Ik zeg kom maar door met die dingen!
Mevr. Nelie Smid Kroes zei ooit op een congres van vervoerders “er is niemand zo uit-vinderig is als een vrachtrijder” oftewel het meer is nooit vol
In Zweden rijdt de Scania al met 32 meter ,en dat gaat goed daar .
Maar je moet er geen platkop mee laten rijden die hebben al moeite met 1 trailer .
Maar Nederland is daar gewoon te druk voor om ze overdag met 32 meter te laten rijden