De gerechtelijke uitspraak in onder meer een zaak tussen Van den Bosch en 10 Hongaarse chauffeurs klopt niet helemaal. Volgens Michelle Vrolijk van Vallenduuk Advocaten heeft de rechter ten onrechte aangenomen dat de cao algemeen verbindend moet zijn verklaard. Dat schrijft zij in een blog op de site van Vallenduuk.
Op 8 januari 2015 deed de kantonrechter te Den Bosch een tweetal uitspraken inzake Van den Bosch: Een uitspraak in een zaak tussen Van den Bosch en FNV Bondgenoten en een uitspraak in een zaak tussen Van den Bosch en 10 Hongaarse chauffeurs.
FNV vordert dat Van den Bosch de CAO moet naleven door ervoor te zorgen dat de Duitse en Hongaarse vestigingen bepaalde cao-voorwaarden toepassen op hun chauffeurs. De 10 Hongaarse chauffeurs vorderen achterstallig cao-loon.
In beide uitspraken bepaalt de rechter dat Van den Bosch gebonden is aan de CAO Goederenvervoer Nederland (voormalig KNV-CAO). Opvallend daarbij is dat de Detacheringsrichtlijn aan het toepassen van cao-voorwaarden op internationale gedetacheerde werknemers de voorwaarde verbindt dat die betreffende cao algemeen verbindend moet zijn verklaard. In tegenstelling tot wat de rechter heeft aangenomen, is de CAO Goederenvervoer niet algemeen verbindend verklaard. Het is de CAO Beroepsgoederenvervoer over de weg die van tijd tot tijd algemeen verbindend is verklaard, en niet de CAO Goederenvervoer Nederland. Sterker nog, werkgevers die gebonden zijn aan de CAO Goederenvervoer Nederland, worden uitdrukkelijk uitgesloten van de algemeen verbindend verklaarde CAO Beroepsgoederenvervoer. Desondanks is de rechter in de kwestie tegen FNV van mening dat de CAO Goederenvervoer Nederland dient te worden nageleefd ten opzichte van de chauffeurs die in dienst zijn bij de buitenlandse vestigingen van Van den Bosch.
In de uitspraak tegen de 10 Hongaarse chauffeurs wordt ook de CAO Beroepsgoederenvervoer aangehaald. De rechter is van mening dat de Hongaarse vestiging van Van den Bosch op grond van de Detacheringsrichtlijn deze CAO moet toepassen op haar werknemers. En dat terwijl er in de uitspraak tegen FNV nu juist wordt geoordeeld dat Van den Bosch met diezelfde Hongaarse vestiging moet bedingen dat de CAO Goederenvervoer Nederland wordt toegepast.
In beide uitspraken wordt aandacht besteed aan de Detacheringsrichtlijn en het recht dat van toepassing is op de arbeidsovereenkomst. Voor beide regelingen wordt veel waarde gehecht aan het recht van het land “van waaruit de werknemer wordt aangestuurd”. In geval van Van den Bosch wordt door de rechter aangenomen dat zowel de Duitse als de Hongaarse werknemers werden aangestuurd vanuit Nederland. Bij de bepaling daarvan wordt in aanmerking genomen dat de chauffeurs hun instructies ontvangen vanuit Nederland en dat de planning, administratie, orderverwerking, en ICT vanuit Nederland geschiedt. Daarnaast hecht de rechter waarde aan het feit dat de chauffeurs hun diensten voor het overgrote deel beginnen in Nederland en daar ook weer eindigen.
In de zaak tegen FNV moet nog bezien worden of de CAO Goederenvervoer Nederland op dit moment nog geldig is (bijvoorbeeld door stilzwijgende verlenging). Is dat niet het geval, dan kunnen de vorderingen vermoedelijk niet worden toegewezen. In de zaak tegen de 10 Hongaarse chauffeurs zal nog moeten worden vastgesteld hoeveel de Hongaarse vestiging daadwerkelijk aan haar chauffeurs dient te betalen en hoe zich dit verhoudt ten opzichte van het feit dat er sinds 1 januari 2014 geen (algemeen verbindend verklaarde) cao meer is.
Vallenduuk Advocaten wijst er op dat deze uitspraak ook van invloed kan zijn op de bedrijfsvoering van meerdere transportbedrijven. Wie interesse heeft in de gevolgen voor zijn eigen bedrijf, kan contact opnemen met Vallenduuk.