Samen met 32 transportorganisaties in Europa, waaronder TLN, roept de IRU de Brexit-onderhandelaars op om deze week alsnog tot een deal te komen, in het belang van de Europese consument én economie.
In de brief pleiten de IRU en mede-ondertekenaars voor een overeenkomst die op beide grondgebieden transport toestaat zonder dat hiervoor extra vervoersvergunningen en quotaregelingen nodig zijn. Een dergelijke vrijhandelsovereenkomst tussen beide partijen beschermt de toeleveringsketens en ondersteunt de economie. Elk jaar rijden er meer dan 2,3 miljoen vrachtwagens tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk.
Het wegvervoer heeft zwaar te lijden van de coronacrisis; het verlies aan inkomsten bij Europese goederenvervoerders als gevolg van de pandemie wordt inmiddels op 64 miljard euro geschat. Extra kosten als gevolg van het ontbreken van een handelsakkoord tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk aan het eind van dit jaar zouden een nieuwe klap betekenen voor het bedrijfsleven en moeten daarom met alle mogelijke moeite worden voorkomen.
Zonder een vrijhandelsovereenkomst krijgen Europese en Britse ondernemers te maken met een lappendeken aan versnipperde nationale regelingen, zo is de vrees. Met niet alleen hogere kosten, maar ook langere doorlooptijden en mogelijke tekorten voor de consument tot gevolg. Op operationeel vlak is zo snel mogelijk maximale transparantie nodig, om de transportsector zodoende voldoende tijd te geven om zich voor te bereiden op de nieuwe omstandigheden per 1 januari 2021.
Deze week treffen de onderhandelaars van de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk elkaar, voor de negende en in principe laatste gespreksronde. De Britse premier Johnson wil vóór 15 oktober een deal, de EU wil uiterlijk 2 weken later een overeenkomst op tafel hebben liggen. Beide kampen hebben haast omdat het Europees Parlement de mogelijke deal nog moet goedkeuren én men voldoende voorbereidingstijd wil overhouden.
